Boos

Wiebe zucht en stampt tegen een dikke eik.
Wilg weet niet goed wat er ze van moet denken. “Wat is er mis, Wiebe?”
“Niets!”, snauwt Wiebe terug.
Wilg krimpt in elkaar. Ze zwijgt en denkt na wat ze misschien verkeerd heeft gedaan.
Ze heeft geen vieze dingen gezegd (voor zover ze weet)
Ze heeft geen kauwgom onder de tafel geplakt.
Ze heeft ook niet al de gemberkoekjes opgegeten.

“Volgens mij heeft het niets met mij te maken, “ denkt Wilg. “Oef!”

“Wiebe, je bent precies boos.” zegt Wilg voorzichtig.
“Nee, ik ben he-le-maal niet boos.” roept Wiebe.
“Boos zijn mag.” zegt Wilg rustig.
Wiebe kijkt haar smeulend aan.
“Zullen we even samen boos zijn?” vraagt Wilg. “Weet je, ik zal beginnen.” 
Wilg roept heel luid: “Kak!” en ze stampt op de grond.
Wiebe moet hiervan toch een beetje grinniken. Hij kijkt haar vragend aan.
“Doen we nu samen?” vraagt ze.
Wiebe knikt.
Ineens is het hek van de dam en ze gaan er samen op los.
“Neeeeeeee; beiekes, pffffffffft, grmpf, blablabla, …...” Zo gaan ze nog een hele tijd door.
Tot het op een gegeven punt op is. Samen staan ze te hijgen in het bos. En ineens moeten ze heel hard lachen. Ze krijgen de slappe lach tot hun buik pijn doet.

“Beter?” vraagt Wilg.
Ineens begint Wiebe hartstochtelijk te huilen. Eindelijk is er ruimte voor zijn diepe verdriet. Hij draait zich weg en lijkt zich te
schamen.
“Wil je graag een knuffel?” vraagt Wilg.
“Nee!” klinkt het heel overtuigd.
“Dat is goed, ik blijf gewoon een beetje in de buurt dan.”
Wilg blijft rustig naast Wiebe zitten tot de golf verdriet wegzakt in de stilte.

Van onder zijn wimpers kijkt hij naar haar. Ze merkt het op en legt haar hand naast zich open.
Na een tijdje neemt Wiebe haar hand vast en knijpt er zachtjes in.

“Dankjewel.” fluistert hij zacht.
Wilg knikt en knijpt zachtjes terug.